dinsdag 19 november 2013

Werk is topsport

Treinreizend in de spits schrijf ik mijn blog. Ik word omringd door forenzen met laptops, sommigen zijn nog een laatste werkafspraak aan het regelen met hun iPhone. Ik sta, terwijl gezonden zitten. Natuurlijk biedt niemand mij een plaats aan. Ik zie er niet uit als een bejaarde, al voel ik me wel zo.
Als gezonde had ik nooit zo door hoe het is om arbeidsongeschikt te zijn. Ziek was voor mij: in bed liggen, of op de bank misschien, maar in ieder geval tot (bijna) niets in staat. Want als je iets kan, dan kan je ook werken, zo dacht ik. Niet dat ik anderen zo beoordeelde, maar ik dacht wel: als dat mij zou overkomen, dan zou ik wel proberen te werken.
Als patiënt heb ik dat ook vrij lang gedaan. En wat ik verwachtte kwam uit: het deed me goed. Ik had het voordeel dat ik desnoods in pyjama achter de computer kon hangen.
Het is de kunst om te bepalen wanneer het niet meer gaat. Ik deed dat net iets te laat, niet zozeer voor mezelf, maar voor mijn opdrachtgevers. Ik begon steekjes te laten vallen, verloor het heldere zicht op de zaak.
Nu begin ik te begrijpen hoe het werkt. Arbeidsongeschikt is niet: niets meer kunnen. Ik kan nog van alles: eten maken, breien, sinterklaasgedichten schrijven, kantoormeubels verkopen op marktplaats en de koper helpen sjouwen (actie van vandaag), bloggen, zelfs staand in de trein. Maar mijn belastbaarheid is wel heel laag. Na het sjouwen heb ik geslapen. Reizen in de spits heb ik voorlopig voor het laatst gedaan. Te vermoeiend. Werken is niet alleen maar doen waar je goed in bent. Werken is topsport in vergelijking met de klusjes die ik als patiënt nog kan. Het woord zegt het wel goed: ongeschikt voor arbeid. Waarbij je arbeid niet serieus genoeg kunt nemen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten