maandag 16 december 2013

Relaxen in de PET-scan

Voor het schrijven van dit stukje had ik de neiging om mijn blog van 30 mei op te zoeken, de dag van mijn eerste PET-scan. Het was de scan die moest aantonen of ik uitzaaiingen had. Maar op die dag had ik nog geen blog, alleen een dagboekje. Dat heb ik dus even nagelezen (zie hieronder) en het was inderdaad zoals ik me herinnerde. Bloedspannend. 
De PET-scan van vandaag is bedoeld om te kijken of de uitzaaiing in mijn ruggenwervel is geslonken. Die kans is groot, omdat ook de tumor in mijn borst flink geschrokken is van 16 chemo's. Dat neemt een hoop spanning weg. Ik was vandaag één en al vertrouwen en ben dat nog steeds.

Zo ging het vandaag, 16 december 2013:
Ik at twee beschuitjes om half acht en baalde om half tien al dat ik niet een bakje yoghurt mocht. Ik werd moe van de honger, maar slapen ging ook niet meer. Om half één ging ik al de deur uit. Maar goed ook, want ik moest omreizen omdat er geen rechtstreekse treinen naar Amersfoort reden. Het bracht me niet van mijn stuk. Mooi op tijd kwam ik bij het oude ziekenhuis, dat deze week voor het laatst in gebruik is. Ik vond snel de juiste afdeling en zocht naar het skelet dat de vorige keer de gang opvrolijkte. Ik verlangde naar de 750 ml drank, die ik de vorige keer moest drinken, en naar 50 minuten heel stil liggen met mijn eigen muziek op de achtergrond. 
Ik werd geroepen door een vrouwelijke verpleegkundige. Ze nam me mee naar een kamertje met een bed en vertelde me dat ze meteen in mijn vinger ging prikken om mijn bloedsuikerspiegel te meten. Tsjak, daar stond de eerste pijnlijke prik in mijn pijnlijke vinger. Vervolgens mocht ik gaan liggen onder een dekentje. Niet drinken dus? Nee, dat was dit keer niet nodig, omdat ze niet naar mijn darmen hoefden te kijken. Meteen kwam de volgende prik in mijn elleboogholte, weer niet zachtzinnig. De radioactieve vloeistof ging erdoor en het infuus mocht er alweer uit. Dat ging lekker snel. Mijn muziekje stond zachtjes aan, het licht werd gedempt, de deur ging dicht. In deze 50 minuten moest de radioactieve vloeistof zich over mijn lichaam verspreiden. Het zou dan vooral door sneldelende cellen worden opgenomen, ook door kankercellen dus. De scan zou vervolgens groepen kankercellen zichtbaar maken. Dat is de truc. De vloeistof mocht niet naar mijn spieren doorsijpelen. Daarom mocht ik me niet bewegen. Geen probleem. Ik sloot mijn ogen en ik soesde heerlijk weg.
Pas toen ik werd gewekt, zag ik dat er een klok hing boven de deur. Vijf voor half vier. Ik mocht bewegen: lopen naar het scanapparaat. Op mijn rug liggen op een smalle tafel. Kussen onder mijn knieën. Deken over me heen. Weer kreeg ik op het hart gedrukt heel stil te liggen, ook met mijn hoofd omdat ze het daar ook goed wilden bekijken. Precies wat ik de vorige keer ook te horen kreeg! Toen liet ik me erdoor op de kast jagen. Nu dacht ik: bekijken jullie het maar. Letterlijk dan.
De tafel schoof de scan in, een klein stukje, nog een stukje, weer terug, weer erin, ik heb niet opgelet hoe vaak en in welke richting. Na twintig minuten was het klaar en mocht ik gaan. Onderweg naar de uitgang kwam ik het skelet nog tegen. Ik hoop dat ze hem niet meeverhuizen naar het nieuwe ziekenhuis. Met een snelle bus en rechtstreekse trein was ik snel weer thuis.
Morgen weer zo'n dag: mri-scan van de borsten en van de rug. Van beide krijg ik donderdag de uitslag. Ik zit er niet over in. Ik ben blij dat het weer wat beter gaat dan vorige week. Ik heb zelfs zin om mijn werkkamer thuis te gaan inrichten. Ik heb weer energie. Dat maakt het een stuk makkelijker om de moed erin te houden.

Uit mijn dagboek, 30 mei 2013
Blij dat de scan erop zit. Niks engs aan, maar erg oncomfortabel. Het begon met de verkeerde bus, de verkeerde kant op. Snel uitstappen, weer terug, in de taxi. Ponsplaatje was zo geregeld en toch nog op tijd in een enge wachtkamer. Gewoon ziekenhuissfeer, maar niet fijn. Er stond een skelet in de gang. Een man kwam me halen en vond mijn hand koud. Grapje. Ik vergat mijn jas in de wachtkamer. In een klein kamertje met een bed en een draagbare cd-speler begon hij zijn werk. Prikken in de vinger voor bepaling glucose. Ik was inderdaad nuchter, was de conclusie. Toen drinken, 750 ml. Gelukkig hoefde het niet helemaal op. Bepalen welke ader het beste was. Allebei goed, maar links was de beste. Prikken. Het ging inderdaad makkelijk. 
Hij: "Als je nog een keer bloed wilt geven... "
Ik: "Ik dacht aan iets anders."
Hij: "Oh, sorry."
Hij: "Bij slanke mensen zijn de aderen beter."
Ik: "Ik ben niet altijd slank geweest."
Hij: "Zo eerlijk hoef je niet te zijn."
Tja, zo hing het gesprek van slap geouwehoer en onhandigheden aan elkaar. 
Toen de vloeistof ingespoten was - het voelde koel in mijn arm - dekte hij me toe, zette de muziek aan en dempte het licht. Ik dacht dat het fijn zou zijn, maar de kamer was niet leuk. Te laat ontdekte ik een foto van een hibiscus boven mijn hoofd. Dat was nog het beste om naar te kijken. Ik sloot wel mijn ogen, maar schrok toch vaak weer van een gedachte. Misschien het laatste kwartier heb ik even geslapen. Een vrouw kwam me halen. Ik moest gaan plassen en meelopen naar de scantafel. Liggen. Kussen onder mijn knieën. Armen boven mijn hoofd. Ik vond de tunnel vrij ruim en zag er niet tegenop. Toch wilde ik graag dat het voorbij was. Het was zo serieus. Dit was de scan waar ik een week op had gewacht. Die tot die tijd vol gelegen had met patiënten die hem dringender nodig hadden dan ik. De scan waar anderen op aasden, maar die moesten wachten tot ik klaar was. Ik kreeg een dekentje over me heen en de instructie zo stil mogelijk te blijven liggen, ook met mijn hoofd, zodat ze dat gebied ook goed konden beoordelen. Zou ze dat alleen tegen mij zeggen, dacht ik. Eerder had de man al gezegd dat het rampzalig was als ik radioactieve plas liet lopen, want dan zou het gebied van kruis en bovenbenen niet meer te beoordelen zijn. Nou en, dacht ik. Maar bij hoofd en hals kneep ik hem toch.
"Zo, gaan we eens kijken waar de radioactiviteit zijn werk heeft gedaan."
Met die opgewekte boodschap schoof ik een stukje de scan in. Achter glas zaten de verpleegkundigen. Lekker dan. Wat zien zij wat ik niet weet? Ik wilde mijn ogen dichtdoen, maar had het gevoel dat ik dan bewoog. Ik keek door mijn oogharen. Na een tijdje schoof ik verder de scan in, daarna nog verder zodat ik er met mijn hoofd en bovenlijf weer uitstak. Voor mijn gevoel bleef de scan daar lang staan, ook niet bevorderlijk voor mijn rust. Daarna schoof ik weer naar onderen en uiteindelijk er weer uit. 
Weer een andere dame kwam me halen. Durfde die ander me niet meer onder ogen te komen, omdat ze had gezien dat ik niet meer te redden was? Ze zei eenvoudig dat ik me kon aankleden en weggaan. Ook een fijne dag nog. Een beetje katerig verliet ik het ziekenhuis, geen zin meer om daar nog koffie te drinken. Ik at mijn ontbijtkoek en liep naar de bushalte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten